Wanneer je de verkeerde toon gebruikt, komt er een verkeerde boodschap over.

Wanneer je de verkeerde toon gebruikt, komt jouw boodschap verkeerd over. Dit is herkenbaar voor ouders in de omgang met hun kinderen en ook voor leidinggevenden in relatie tot hun werknemers. Welke toon het meest geschikt is, hangt af van het zogenaamde metaprogramma van de persoon die je voor je hebt. Neurolinguïstisch Programmeren (NLP) gebruikt de term metapgrogramma voor de manier waarop iemand in een bepaalde situatie waarneemt, denkt en zich gedraagt. Er zijn mensen die zo scherpzinnig zijn dat ze dit makkelijk bij anderen kunnen herkennen en kunnen plaatsen. Ben jij zo iemand niet? Wees gerust want iemands metaprogramma is ook door middel van het stellen van vragen te achterhalen. Online tref je verschillende vraagtesten aan die hiervoor je hiervoor kunt gebruikten. Een goed voorbeeld hiervan is Identity Compass.
Wanneer je faalt in het succesvol verzenden van je boodschap, hoef je de inhoud hiervan niet te veranderen. Wat je wel moet doen is kijken naar de manier waarop je jouw boodschap probeert over te brengen. Ga op zoek naar de juiste vorm die past bij het metaprogramma van degene met wie je in gesprek bent.
Hieronder staan voorbeelden van vormfactoren die je kunt veranderen om de boodschap te laten aansluiten bij de ontvanger.
Identity Compass / Metaprogramma
Waarneming
Motivatieverwerking
Zintuiglijk kanaal: Zien, Horen en Voelen
Primaire belangstelling: Mensen, Plaatsen, Activiteiten, Informatie (kennis), Dingen (gadgets)
Perspectief: Eigen, Partner, Waarnemer
Niveau van activiteit: Preactief, reactief
Vergelijking: Overeenkomst, verschil
Primaire reactie: Meegaand, polair
Successtrategie: Visie, realisatie, kwaliteitscontrole
Werkoriëntatie: Relatie, taak
Motivatiefactoren
Informatieverwerking
Motieven: Invloed, Waardering, resultaatgerichtheid
Richting: Weg van, naartoe
Referentiekaders: Interne referentie, Externe referentie
Planning stijl: Opties, procedures
Primaire aandacht: Zorgen voor zelf, zorgen voor anderen
Informatieomvang: Globaal, Details
Denkstijl: Abstract, concreet
Werkstijl: Teamspeler, Individualist
Tijdoriëntatie: Verleden, heden, toekomst
Tijdkader: Lange termijn, korte termijn
Overtuigingskanaal: Kijken, luisteren, lezen, handelen
Overtuigingsstrategie: Scepsis, vertrouwen